Sambo, ga je mee?
Leonard RoggeveenIn de openingscène gaat het als volgt:
Daar was eens een klein jongetje. En dat jongetje was een zwàrt jongetje. Ja, dat was natuurlijk een negerjongetje! En dat negerjongetje heette Sambo! Alléén maar Sambo! Een achternaam…. die had hij niet! Vind je dat vreemd? Ja, ik óók! Maar och….! Wat zal je dááraan doen….!
Sambo had een rood broekje aan. En ringen in zijn oren. En kralen om zijn hals. En óók om zijn benen. Andere kleren droeg Sambo niet. Dat is niet veel, hè? Maar Sambo was er tevreden mee! Negerjongetjes hebben meestal niet veel kleren aan! Dat zijn ze zo gewoon! [Pagina 3-5]
Het woord ‘neger’ is courant, en Sambo wordt voortdurend afgezet tegen Westerse gebruiken en gewoontes. Het jongetje is primitief, hij heeft geen achternaam en draagt amper kleren. Vandaag zouden we dit boek zonder meer als ‘fout’ omschrijven. In Roggeveens tijd werden kinderen op jonge leeftijd met de erin beschreven vooroordelen gesocialiseerd.